De leeftijd waarin kinderen naar het kinderdagverblijf gaan, is een enorm belangrijke periode voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden. Van liggende baby, die nog moet leren om zichzelf om te rollen, tot rennende (bijna-)kleuter, die al kan fietsen. Wat gebeurt er op motorisch gebied veel in deze paar jaar! Daarom des te belangrijker dat kinderen die naar het kinderdagverblijf gaan een mooi aanbod krijgen van beweegactiviteiten om zich te kunnen ontwikkelen tot motorisch vaardige kleuters.

Maar het kan soms lastig zijn om nieuwe activiteiten te bedenken. Want dat is natuurlijk het leukste: afwisselende en verrassende activiteiten verzinnen. Voor zowel jou als de kinderen is die afwisseling fijn. Soms wordt er teruggegrepen op al uitgewerkte bewegingen, zoals beweegmatten met geprinte bewegingen/activiteiten of beweegvloeren. Dat kan een mooie aanvulling zijn, maar ze voorzien wel vooral in één type (geforceerde) beweging. Leuker vind ik het wanneer ook zintuigen, interactie tussen kinderen en creativiteit betrokken worden bij de bewegingen.

Dat is natuurlijk makkelijk gezegd. Daarom volgen hier 5 tips voor beweegactiviteiten met baby’s en dreumesen, en peuters en kleuters!

Baby’s en dreumesen

1. Leg de baby met de buik op het gras, of met een dekentje eronder. De handjes moeten bij het gras kunnen. De baby kan nu voelen en peuteren aan het gras! Door de buikligging worden spieren sterker gemaakt. Let op: kleed het kind aan naar de heersende weersomstandigheden en pas de tijd aan naar hoe koud of warm het is!

2. Leg eens een waterflesje met daarin rijst, steentjes of ander los materiaal op de grond. Draai de dop er stevig op. Daarmee kan lekker gerammeld worden! Door het flesje een eindje buiten het bereik van de baby/dreumes te leggen, daag je uit om te bewegen.

3. Voorzie ook eens in een heuveltje voor de al kruipende baby’s. Uit onderzoek blijkt namelijk dat ook baby’s en dreumesen al interesse tonen in het nemen van een risico. Het nemen van verantwoorde risico’s is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Leg dus eens een omgekeerde Wobbel of ander balanceerbord op de grond. En kijk gewoon eens rustig wat er gebeurt! Zorg voor een ondergrond waaraan het kind zich niet kan bezeren.

4. In de tuin is wat extra uitdaging ook welkom. Dat kan in de vorm van een babytuin, afgescheiden van de rest van de buitenspeelruimte. Een heuveltje en een grote steen (zonder scherpe randen!) is een mooie aankleding van deze tuin én zorgt voor een extra uitnodiging tot bewegen!

5. Liedjes, daar kun je natuurlijk niet vroeg genoeg mee beginnen. Liedjes met bewegingen erbij zorgen ervoor dat kinderen die al snel gaan imiteren. Er zijn er genoeg: ‘Klap eens in je handjes’, ‘Zo gaat de molen’, ‘Schuitje varen theetje drinken’ en nog veel meer! Let op: bewegingen met een baby op schoot doe je het beste pas als de baby zelfstandig kan zitten.

Peuters en kleuters

  • Zet een paar emmers neer. Ga samen met de kinderen op zoek naar ballen die je hebt verstopt. Dat kunnen echte ballen zijn, maar ook andere dingen waar je mee kunt gooien, zoals dennenappels, sneeuwballen of ‘modderballen’!

Ieder kind mag om de beurt een bal gooien vanaf een bepaalde afstand van de emmer. Klaar? Dan rent of loopt het kind naar de emmer om de bal weer op te halen!

  • Tape op de vloer een aantal lijnen met schilderstape. Een rij van 5 lijnen met elk ongeveer 30 centimeter ertussen. Nu heb je opeens talloze mogelijkheden om de kinderen te laten bewegen.

Kunnen ze:

  • met de handen op 1 lijn en met de voeten op een andere?
  • van de ene lijn naar de andere springen?
  • van de ene lijn naar de andere springen en er telkens een overslaan?
  • hinkelend van de eerste naar de laatste lijn?
  • zijwaarts van de eerste naar de laatste lijn. Misschien zelfs kruislings?

3. Leg een aantal hoepels in de ruimte of telen op de stenen buiten met stoepkrijg ‘boomstammen’. Vertel dat de hoepels boomstammen zijn en dat de vloer het water is. Laat de kinderen van hoepel tot hoepel springen, zodat ze niet ‘nat’ worden.

4. Maak een obstakelbaan met de materialen die je hebt liggen. Hoepels, pylonen, stapstenen, een tunneltje. Laat de kinderen van het startpunt naar het eind gaan. Je kunt er voor kiezen om aan het begin een mandje met spullen te leggen, die ze naar het eind moeten brengen. Maar alleen de obstakelbaan zonder opdracht is ook al leuk. Zet bijvoorbeeld de pylonen uit in een rijtje waar ze door moeten slalommen, vervolgens moeten ze over de stapstenen zonder de grond te raken en daarna door twee hoepels kruipen.

5. Speel eens met een bol wol! Ga in een kring zitten en gooi of geef de bol telkens door naar iemand tegenover je. Ieder kind houdt vervolgens een draad vast. Zo krijg je een spinnenweb. Eén kind mag proberen door het spinnenweb heen te lopen, onder of over de draden heen. Te moeilijk? Maak dan meerdere stukken draad van 2 meter (1 draad per 2 kinderen). Ga in een kring zitten en laat de uiteinden door de kinderen vasthouden. Zorg ervoor dat de draden kriskras door elkaar lopen!

En bij elke activiteit geldt: je doet zelf lekker mee, of je observeert actief om de ontwikkeling van het kind te beoordelen.

Veel plezier samen! En, we kunnen het niet vaak genoeg zeggen: vrij spel in een goede en uitdagende buitenruimte is één van de beste manieren om de (motorische) ontwikkeling van kinderen te stimuleren! Een geplande activiteit zo nu en dan is heel waardevol, maar maak je dag niet vol met alleen maar geplande activiteiten. Hoe leuk ze ook zijn! 😉

Gerelateerde berichten