Yente van 11 maanden kruipt naar het Piklerklimrek. Onderweg komt ze een bal tegen, ze gaat op haar knieën zitten en stopt de bal in haar mond. Ze schuift een been naar voren en zittend op haar billen onderzoekt ze de bal met beide handen, laat hem vervolgens los en vervolgt haar kruiptocht naar het klimrek. Daar aangekomen klopt ze op de glijplank, gaat dan op handen en voeten staan, trekt zich op aan het klimrek en kijkt trots naar de pedagogisch medewerker. Ze hurkt om een beker van de grond te pakken en gooit die tussen de spijlen door. Vervolgens gaat ze op haar buik liggen om te zien waar de beker gebleven is.
Boaz van bijna 10 maanden kijkt om zich heen, ziet een metalen bak die zijn interesse wekt en probeert er op handen en knieën naar toe te gaan. Het gaat hem blijkbaar niet snel genoeg; hij gaat op zijn buik liggen en tijgert erheen. Liggend op zijn zij houdt hij de bak omhoog, rolt vervolgens terug op zijn buik en kijkt in de bak. Is het de spiegeling die zijn interesse heeft? Hij laat de bak los en gaat zitten met zijn benen zijwaarts, vervolgens doet hij zijn handen voor zich op de grond en zet zich af naar achteren. Vanuit die positie gaat hij op zijn buik liggen, hij strekt een been zijwaarts en draait om zijn as.
In nog geen drie minuten tijd zijn beide kinderen een keer of zes, zeven van positie gewisseld: van kruipen naar zitten, van buikligging naar zijligging, van handen en knieën naar tijgeren op de buik, van berenstand naar staan en hurken. Al hun bewegingen zijn soepel en doeltreffend, en vinden plaats tijdens hun spel.
Brein en lichaam verbinden zich in het bewegen
Positiewisselingen zijn een voortdurende oefening in het zoeken en vinden van evenwicht. Door het opdoen van deze lichamelijke ervaringen ontwikkelt een kind zich niet alleen in motorisch opzicht: brein en lichaam verbinden zich in het bewegen. Dit heeft invloed op alle zintuigen, het denken, de emoties en op de sociale ontwikkeling.
Ieder kind heeft zijn eigen tempo en zijn eigen beweegpatroon. Als we niet ingrijpen, zal iedere baby zelf zijn weg vinden van liggen naar omrollen, naar zitten en staan en lopen. Kinderen die te vroeg in een zittende positie gebracht worden of aan de handen leren lopen, moeten spieren aanspannen die daar nog niet klaar voor zijn. Ze raken verkrampt en zijn gemakkelijk uit balans te brengen. Dit schaadt het zelfvertrouwen van het kind, kan leiden tot angst, en zorgt voor afhankelijkheid van de volwassenen om hem heen.
Bewegend ontwikkelen
Kinderen die de kans krijgen vrij te bewegen zijn zelfstandig, zelfbewust en helder. Ze genieten van hun lichaam en hun spel. Ze zijn soepel en in balans: als ze al eens vallen -wat weinig voorkomt- weten ze zichzelf uitstekend op te vangen. Ze leren zo niet alleen bewegen, maar ze leren ook op zichzelf te vertrouwen. Dit is leren voor het leven.