‘Juf! Juf!’ Lachende kindjes verzamelen zich. Ik begin de gezichtjes te herkennen. Een ander kindje komt aangelopen: ‘Juf, plantje? Zo groot, Nu? Mag ik?’ ‘Nog even wachten, het is nog te koud voor de plantjes’ zeg ik terug. Ik loop met een kar met wat schoffels en de geplastificeerde plaatsjes van groenten mijn rondje langs de huisjes waar geïnteresseerden wonen. Inmiddels duwen twee kinderen de wagen. Gelukkig sluiten Zazai en Mina aan, volwassen mannen.
In februari kreeg ik direct een ‘ja’ van de directrice van het asielzoekerscentrum in Rijswijk om een moestuin op te starten. Ze tuiniert zelf en vulde haar goedkeuring aan: ‘We gaan de mensen een mogelijkheid bieden om zich weer met de natuur te verbinden.’ Twee zielen, één gedachte en mijn behoefte om een groter stukje land dan een stadstuin te gaan bebouwen was ook ingevuld.
We liepen naar buiten, zetten honderd vierkante meter af, de huismeester bestelde palen en gaas, en toen de vorst uit de grond was, plaatsten we een hek om het land, met een deur. Een hek tegen, jawel, de kinderen. Of ter bescherming van de planten. Of ter bescherming van de moeite van de volwassenen. In ieder geval zeker tegen de enthousiaste of baldadige kinderen die zich op het relatief kleine terrein misschien vervelen. Of heeft dat niets met een groot of klein terrein te maken? Maar trekken en plukken kinderen gewoon graag aan edele plantjes die er maanden over hebben gedaan om 10 centimeter boven de grond uit te steken? In een fractie van een seconde is het voorbij.
Toch gebruik ik de kinderen op een regenachtige dag naar hartenlust. In het magazijn bereid ik wel honderd bakjes met aarde voor, zaai van tomaat tot pompoen en ik trek met een regenjas aan langs alle huisjes. Vrolijke kinderogen staren me aan. De verwarming staat in alle huisjes op 25 graden, dus de ideale temperatuur om te ontkiemen. Vanwege de enthousiaste kinderogen nemen de meeste ouders een plantje van deze verzopen kat aan. ‘Beetje water, elke dag?’ De zaadjes voor de tuin zijn in een aantal huisje in zeer goede handen terecht gekomen. Ik wordt blij van de gedachte dat de kindjes de zaadjes zien groeien. Dat wonder doet toch verwonderen?!
Meneer Osmani is in Afghanistan boer geweest. Een man met een ronde buik, een grijze, zachte, korte baard, een gouden zegelring om zijn ringvinger en vriendelijke bruine ogen. Hij leidt mij. Met handen en geluiden laat hij zien hoe en waar ik de watermeloenen moet zaaien en hoe ik het land moet bewateren. Dit is fantastisch. Maar hoe een liefdevolle opa en vader hij ook is, kleine kinderen heeft hij niet graag op ons tuintje. Ja, de jongens van rond de 10 en 12 jaar. Die kunnen helpen! Met hun jonge gespierde lijven in ontwikkeling, botvieren ze hun energie op de aarde die omgeploegd moet worden. Zze voelen zich sterk. Ik prijs me gelukkig dat ik deze omstandigheden voor hen heb gecreëerd in plaats van het kopen van een Playstation. Energie moet er uit, in plaats van in!
Eén jongen kan al aardig Nederlands en begint te kletsen: ‘Ik hielp mijn opa áltijd. Jullie hier kopen olie, maar wij maakte de olie zelf. En in bomen, ik klom altijd in bomen.’ Ik hoef niet eens om me heen te kijken om te weten dat er hier geen een boom in de buurt is waar hij in kan klimmen. Dan gaat toch het deurtje weer open en dwarrelt er een tweejarige binnen, dwars door ons perkje. Letterlijk als een kip zonder kop. Schattig hoor, maar niet praktisch. ‘Néé!’, roepen we allemaal. Kind huilen, zusje erbij, ik denk o jeetje, wéér een trauma, nee niet handig. Inmiddels leunt het kind vanaf de buitenkant tegen het hekje en kies ik elke keer twee of drie kinderen van de 8 tot 12 jaar die echt mee kunnen helpen. Wel pas nádat we eerst vol bewondering hebben gekeken wát er is gegroeid, want dat wil je toch samen beleven. Dan gaat het deurtje dicht.
Het water halen was met deze warme dagen eigenlijk het leukste. Tot nu toe doen we dat met een emmer aan een draadje uit de sloot. Op de kar zetten we volle gieters water en de hele meute kinderen klimt op de wagen, het liefste al rijdend. De wagen is niet meer te trekken en de sloot is buiten het terrein. Zelfs de volwassenen kunnen niet zwemmen… kortom eraf! Niet handig! Maar stiekem gun ik het de kinderen om weer eens achter op zo’n wagen te springen en zo gaat het natuurlijk eindeloos door. Mag niet, stiekem toelaten, te veel kinderen, te leuk, heerlijke momenten. Mijn verbeeldingskracht (geen benul van of het waar is) lijkt te zien dat die kinderen die situaties herkennen. Ik mis alleen nog een ezel, zand onder onze voeten en een rode avondzon. Maar eigenlijk is het feestje voor mij zo al compleet. Lachende mensen, zwarte aarde onder onze voeten en de Hollandse avondzon. Het kan ons, het kan mij, niet lang genoeg duren.