Ronald, een zware roker met veel overgewicht, stopte van de ene op de andere dag met roken. Zijn moeder die mij het verhaal vertelde, was zichtbaar opgelucht. Wat haar en de huisarts in 20 jaar niet was gelukt, wist een internist in het ziekenhuis met één gesprek voor elkaar te krijgen. En dat was níet omdat deze internist Ronald had verteld dat roken slecht was voor zijn gezondheid. Dat wist ‘ie namelijk zelf ook wel. Wat deze internist had gedaan was iets anders. Ze had een hand op zijn schouder gelegd, had hem warm maar indringend aangekeken en had gezegd: ‘Jongen, jij moet écht gaan stoppen met roken.’ Ofwel: ze combineerde haar status als arts met oprechte en warme betrokkenheid. Dat had veel indruk gemaakt op Ronald.

Zou deze internist nou betere cijfers hebben gekregen tijdens haar artsenopleiding dan haar misschien wat minder empathische collega’s? Ik verwacht van niet. Dit soort oprechte warme betrokkenheid is namelijk niet zo makkelijk te meten. En wat niet goed meetbaar is, belandt al snel in de hoek van ‘vaag’ en ‘soft’. En daarmee lijkt het niet zo belangrijk. En dat is gek, want de impact van deze kleine actie van deze internist op de gezondheid van Ronald is gigantisch.

De invloed van emotionele betrokkenheid

De reden dat ik dit voorbeeld aanhaal in een column over de babyopvang is omdat het zo goed laat zien hoe groot de invloed van emotionele betrokkenheid kan zijn in een professionele omgeving en hoe weinig dit nog wordt erkend. Want of je het nou hebt over medische zorg of de dagelijkse verzorging van baby’s in de kinderopvang, de kwaliteit wordt bijna altijd gedefinieerd op basis van eenvoudig meetbare zaken. Nou is dat zeker niet onbelangrijk – natuurlijk wil je graag weten of je in een ziekenhuis terecht komt waar ze veel ervaring hebben met de operatie die je moet ondergaan. En natuurlijk wil een ouder er van op aan kunnen dat de crèche waar hij of zij hun kind naar toe brengt veilig is en schoon en dat er genoeg mensen rondlopen om in de meest basale behoeften van je kind te voorzien. Maar dat is eigenlijk maar de helft van het verhaal. En als het gaat om de babyopvang durf ik zelfs wel te beweren dat het slechts een kwart van het verhaal is. De relatie tussen baby en verzorger is namelijk cruciaal voor het welbevinden en daarmee de ontwikkeling van een baby.

Warmte en ondersteuning

In een van haar vele kennisbrieven over de (brein)ontwikkeling van kinderen (de zogenaamde working papers) benadrukt een wetenschappelijke adviesraad van Harvard University (The National Scientific Council on the Developing Child) met klem dat ‘de warmte en ondersteuning van een pedagogisch medewerker’ van serieuze invloed is op de latere cognitieve en sociale vaardigheden en de mogelijke gedragsproblemen die een kind ontwikkelt. Daarnaast benadrukken ze dat die warmte en ondersteuning alleen geboden kan worden door iemand die echt tijd heeft gehad om het kind te leren kennen.

Met andere woorden, die relatie tussen pedagogisch medewerker en baby is enorm bepalend voor de kwaliteit van een crèche. Nou kun je op een eenvoudig meetbare manier best een béétje invloed uitoefenen op die relaties die de pedagogisch medewerkers opbouwen met de kinderen. Je kunt bijvoorbeeld als kwaliteitseis stellen dat pm’ers voor niet meer dan drie baby’s mogen zorgen en dat baby’s door niet meer dan twee pm’ers verzorgd mogen worden. En je kunt pm’ers op een cursus sturen om ze te leren hoe ze een baby beter kunnen ondersteunen en stimuleren.

Het psychisch welbevinden van de pedagogisch medewerker

Maar daarmee ben je er nog niet. Want wat minstens zo belangrijk is, is het psychisch welbevinden van de pedagogisch medewerker die met de kinderen omgaat. Dat dit zo is, werd recent nog eens onderstreept door een onderzoek naar de effecten van een bijscholingscursus voor pedagogisch medewerkers die met baby’s werken. Uit dit onderzoek blijkt dat de meeste pm’ers die deze nascholingscursus volgden na afloop weliswaar iets beter met de baby’s omgingen, maar dat deze verbetering na drie maanden bij het merendeel nagenoeg niet meer zichtbaar was.

Een van de belangrijkste verklaringen die de onderzoekers hiervoor aandroegen was het gebrek aan ondersteuning van de leidinggevende en de rest van het team. Managers, zo bleek, toonden doorgaans maar weinig interesse in wat de pm’ers geleerd hadden. En daarmee verwaterde de aandacht voor de zorg voor de baby’s.

Wat je hieruit op kunt maken is dat de relatie die een pm’er heeft met haar leidinggevende en de rest van het team, een voorwaarde is om een relatie op te kunnen bouwen met de baby. Ofwel: om de baby’s op een goede manier emotioneel en cognitief te ondersteunen moeten de pm’ers zélf goed emotioneel en cognitief ondersteund worden.

Dit verhaal kun je nog verder trekken. Uit het eerdergenoemde onderzoek naar het effect van de babycursus bleek ook dat sommige pedagogisch medewerkers het ondanks de cursus nog steeds heel moeilijk vonden om op een goede manier met een baby om te gaan. De leerstof leek bij hen maar amper te beklijven.

Ook dat onvermogen is weer heel goed te verklaren vanuit de relatie-ervaringen van deze pm’ers. Vanuit de psychologie weten we immers dat de relatie die je in je vroege jeugd hebt opgebouwd met je vaste verzorgers – meestal je ouders – een blauwdruk vormen van hoe zo’n relatie met anderen eruit komt te zien. Als die relatie met je ouders niet helemaal veilig was – bijvoorbeeld omdat ze niet zo goed snapten waar jij als baby of kind behoefte aan had of omdat er veel stress en ruzie in huis was – ben je als volwassene minder goed uitgerust om een warme relatie op te bouwen met een ander, bijvoorbeeld een baby. Je kunt dit zeker leren, maar daarvoor zal je dit manco eerst moeten erkennen en uitpluizen.

Het goéd zorgen voor jonge kinderen is geen trucje

Kort samengevat: het goéd zorgen voor jonge kinderen is geen trucje dat je iedereen maar kunt aanleren. Je kunt een pm’er niet beschouwen als een ‘unit’ die haar aangeleerde kunstje opvoert en voor hetzelfde geld vervangen kan worden door een andere ‘unit’ die hetzelfde kunstje doet. Goed zorgen voor kinderen hangt namelijk volledig af van de sociale relaties die je als verzorger hebt met de mensen om je heen én van de relaties die je hebt ervaren in het verleden.

Als dat écht doordringt bij beleidsmakers, politici, beleidsmakers, ouders en iedereen die met jonge kinderen werkt, dan zetten we een positieve slinger in werking waar meerdere generaties enorm van zullen profiteren. En daarmee profiteert de maatschappij als geheel.

Gerelateerde berichten