Super dat er steeds meer sport-bso’s zijn. Fijne plekken waar kinderen niet alleen verstoppertje doen en knutselen, maar ook kennis maken met verschillende sporten. Als pedagogisch medewerker zie je welke kinderen gek zijn op balsporten en wie er uitblinkt in hardlopen. Je ziet welke kinderen heel fanatiek zijn en welke kinderen minder. Maar hoe komt het nu dat het ene kind bij tennis helemaal tot zijn recht komt en het andere helemaal niet? Dat heeft niet alleen met interesse te maken…
Natuurlijk speelt de voorkeur van een kind (en soms ook de ouders) voor een bepaalde sport een rol. Maar vergeet niet dat ook bouw, karakter en leeftijdsfase verklaren waarom bepaalde sportieve activiteiten aanspreken en andere niet. Als je dit weet, kun je goed inspelen op kinderen en ouders adviseren.
- Voor jonge kinderen (tot een jaar of 6) zijn lessen waarbij hun hele lijf mee mag doen en er nauwelijks spelregels gelden geweldig. Ze leren de mogelijkheden van hun lichaam kennen, waardoor er een stevige basis gelegd wordt voor sporten op latere leeftijd. Denk aan kinderdans, peutergym of kinderyoga.
- Kinderen die van nature erg soepel en lenig zijn komen vaak goed tot hun recht bij sporten als ballet, turnen en twirlen. Let echter op bij kinderen die hypermobiel (extreem lenig) zijn. Voor hun is het belangrijk om ook stabiliteit te oefenen, bijvoorbeeld met streetdance of een Oosterse verdedigingssport.
- Energieke kinderen willen graag hun energie kwijt en bloeien op bij intensieve sporten als voetbal, basketbal, boksen en hockey.
- Kinderen met ADHD willen ook graag hun energie kwijt en vinden het heerlijk om niet de hele tijd gecorrigeerd te hoeven worden. Sporten waarbij ze andere kinderen niet hinderen kunnen een uitkomst zijn. Denk aan zwemmen, skeeleren of atletiek.
- Rouwdouwers die het liefst hele dagen buiten zijn, kunnen blij worden van watersport, padvinderij, rugby of fietscross.
- Niet ieder kind is motorisch even handig, soms is er zelfs sprake van DCD (een coördinatiestoornis). Dan is het vaak fijn om behalve het eigen lijf niet ook nog allerlei attributen als een stick of racket te moeten gebruiken. Atletiek, klimmen, judo en zwemmen kunnen een uitkomst zijn.
Welke sport een kind ook doet of gedaan heeft, rond de pubertijd gaat het bewegen er vaak wat houterig uit zien. Dit komt omdat in de groeispurt de botten sneller groeien dan de spieren. De spieren zijn dus relatief te kort. Dit herstelt vanzelf wanneer een kind uitgegroeid is. Tot die tijd kunnen wat rustige rek- en coördinatie-oefeningen helpen. En de uitleg dat een technisch perfecte uitvoering in deze periode misschien niet het streven moet zijn!
Hoe dan ook, met plezier bewegen is het belangrijkst. Dan leg je een basis voor het verdere leven! Super dat een sport-bso kinderen de kans geeft om verschillende sporten te leren kennen. En hoe mooi als de clichés niet kloppen en dat verlegen meisje helemaal opbloeit tijdens karate en die stoere jongen een kei blijkt te zijn in circussport.