Mijn klas gaat beginnen en de studentjes komen binnen. Een meisje en een jongen van 7 jaar oud. (Dit speelt in China waar ik 2 jaar Engelse les gaf.) Vorige les hebben wij de lichaamsdelen (woordenschat) behandeld en nu is de grammatica aan de beurt.

Do you have two legs?
Yes I do.
No, I don’t.

Ik heb bedacht om hen onder andere een monster te laten tekenen. Zo verschijnen er rare wezens met 8 benen, 5 ogen en wellicht zonder mond. De studentjes kunnen elkaar vragen stellen en op speelse manier de grammatica eigen maken. Ik heb er zin in.
Het Engelse woord voor monster is mijn leerlingen onbekend. Via een tekening maak ik het begrip helder. Ik veeg mijn monster snel uit, want de opdracht is duidelijk. Ik wil hun fantasie niet beïnvloeden met mijn voorbeeld. Ik geef hen viltstiften en papier.

Do you have ten green eyes? Do you have a purple tummy? Do you have pink hair? Zij gaan enthousiast te werk. Twee kopietjes van mijn monster verschijnen op het papier. Alleen de kleur is anders. Voor de opdracht maakt het allemaal niet uit, dus ik zeg niets. Toch ervaar ik het als een gemiste kans. Ik had hen graag via deze opdracht de lijnen buiten de kaders willen laten ontdekken. Ook al gaat het maar om een heel dun lijntje fantasie. Met die achterliggende gedachte had ik voor monsters gekozen. Los kunnen gaan op aantallen, kleuren en vormen.

De copy-paste-monsters van mijn studentjes zijn niet typisch Chinees. Ik zie met grote regelmaat gelijksoortige knutselwerken van kinderen binnen de kinderopvang in Nederland. Tien bijna identieke paddenstoelen aan de wand. Een paar hebben het hoedje ondersteboven op de stam geplaatst en een aantal stippen zijn buiten de paddenstoel geraakt. De pedagogisch medewerkers stoten elkaar aan en glimlachen om het resultaat. Zij hadden nog wel zo’n duidelijk voorbeeld gemaakt.

Gerelateerde berichten