Avontuurlijk buitenspelen; wat is dat eigenlijk? En waarom is daar nu zoveel aandacht voor. Wat is het ‘probleem’ met het huidige buitenspelen dat dat niet vanzelfsprekend avontuurlijk is en is het buitenspelen dat dan wel ooit geweest?

De geschiedenis van het buitenspel

Om dat laatste te weten te komen ben ik eens in de geschiedenis van de visie op het buitenspelende kind gedoken. De meeste lezers van dit blog zullen uit de pedagogische hoek komen en het zal jullie niet vreemd in de oren klinken als ik zeg dat kinderen spelen, altijd en overal. ‘Vroeger’ was daar alle ruimte voor. En op een dag kwamen er steeds meer mensen en huizen en later auto’s, en werd het nodig om speciale plekken te gaan maken waar kinderen de ruimte hadden om nog veilig te kunnen spelen. Rond 1900 ontstond daardoor de speeltuin. Niet meer alleen als uitstapje op zondag voor de ‘gegoede burgerij’, maar juist ook als dagelijkse speelplek voor de kinderen uit de arbeidersklasse, die in de steden in kleine huisjes dicht op elkaar woonden en de naam kregen zich door het rondhangen op straat ‘onordelijk, onhebbelijk en onhandelbaar’ te gedragen.

‘Men’ maakte zich zorgen over de slechte leefomstandigheden van deze kinderen en ging het belang van spelen en ‘frissche lucht’ inzien voor het gezond en moreel juist opgroeien van kinderen. Dit viel ongeveer samen met de afschaffing van de kinderarbeid en de leerplichtwet. Deze speeltuinen werden gezien als een verlenging van het leren op school. Samen met andere kinderen spelen en sporten zou kinderen leren wennen aan ‘orde, netheid en gepaste bezigheden’. Het vrij spel stond voorop, maar dit gebeurde wel onder streng toezicht van ‘oppassers’.

De weinige houten toestellen die in deze speeltuinen stonden, waren zelf gemaakt en gericht op het ‘gymnastische’ spel, zoals een klimrek en duikelrek. Voor de kleintjes werd een zandbak aangelegd. De speelruimte was verder vooral een grote lege ruimte, vaak betegeld, waar kinderen zich konden ‘bewegen’ met allerlei geleide spellen of met materialen als klossen en springtouwen. Het doel van deze speeltuinen was het bijbrengen van ‘discipline en tucht’ met de gedachte dat ‘een gezond lichaam een gezonde geest zou ontwikkelen’. (bron: Af en toe met pa en moe…. De speeltuinbeweging in Nederland 1900-1995, door Stelten, Adriaanse en Becker. Een aanrader om te lezen als je geïnteresseerd bent in de sociologische ontwikkeling van de visie op het spelende kind!)

De ontwikkeling van buitenspeelruimte

Vanaf die tijd staat het belang van spelen voor de ontwikkeling van kinderen in Nederland op de kaart. Ook in letterlijke vorm, want vanaf dan wordt buitenspeelruimte meegenomen bij het (her-) ontwikkelen van wijken en het inrichten van scholen en kindcentra.

Door de jaren heen verandert de maatschappij. Het kan het niet anders dat daardoor ook de visie op de noodzaak en invulling van het spelen veranderen. En daarmee ook hoe een goede speelruimte die volop ontwikkelingskansen biedt er uit zou moeten zien. Maar is dat in de praktijk terug te zien? Ongetwijfeld hebben jullie bij jullie kinderopvanglocatie ook een speelruimte. Hoe ziet die er eigenlijk uit? Is dat zo’n zelfde ruimte als de speeltuin die in 1900 beschreven wordt? Een groot tegelveld met ruimte om te bewegen en wat speeltoestellen? Lekker overzichtelijk voor jullie ‘oppassers’ om de kinderen makkelijk in het gareel te houden? Zien wij onze kinderen nog steeds als kleine wilden die getemd en afgericht moeten worden om in het rijtje mee te leren lopen? Of willen we dat onze kinderen kind mogen zijn en op een fantasievolle en eigen manier zichzelf en de wereld om zich heen mogen ontdekken zich daardoor op een brede manier ontwikkelen?

Hoe krijgen we die kinderen weer naar buiten?

De speelruimte voor kinderen in Nederland is er de laatste tientallen jaren niet groter op geworden, het verkeer nog drukker en de maatschappij nog ‘gevaarlijker’. Ook de zorgen om het (niet-)spelende kind zijn er nog steeds. Al in 1995 wordt er voor het eerst gesproken over de ‘achterbankgeneratie’, die door ouders in de auto naar school en sport en muziekclubs worden gereden en weinig vrije tijd meer kennen. Kinderen komen veel minder tot bijna niet meer buiten. Een groot percentage van de kinderen kampt met overgewicht, deels door ongezonde voeding, deels omdat kinderen de dag voornamelijk binnen en zittend doorbrengen. Kinderen kiezen er in het enorme aanbod van na-schoolse activiteiten en makkelijk bereikbare, aandacht vragende digitale media niet voor om ‘zomaar’ buiten te gaan spelen. En ouders vinden dit vaak prima omdat zij geen omkijken naar hun kinderen hebben en ze weten dat de kinderen ‘veilig’ binnen zijn.

Ook binnen de kinderopvang is dit een veelgehoord probleem. Als er ‘vrije keuze’ is voor buitenspelen, zoals bij de bso, kiezen kinderen hier niet voor. En in het dagelijkse programma van de dagopvang lijkt er soms geen tijd te zijn om steeds weer al die jasje aan en uit te doen, of ziet men de meerwaarde van dagelijks naar buiten gaan niet in. Terwijl, naast gezond verstand, ook steeds meer wetenschappelijke onderzoeken keer op keer uitwijzen dat buitenspelen in de frisse lucht zoveel goeds met zich meebrengt. Dat het zelfs een onmisbare factor is voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. Daar is dus niets aan veranderd sinds 1900…

Maar hoe krijgen we die kinderen dan weer naar buiten? Naast gemotiveerde (professionele) opvoeders die zich hier hard voor maken, is daar natuurlijk ook een buitenruimte voor nodig die kinderen elk dag opnieuw uitdaagt, die avontuur biedt! Dan zijn we na een lang verhaal weer terug bij dat avontuurlijk buitenspelen!

Programma
Tickets
Contact

Gerelateerde berichten