De kaartjes voor het memoryspel liggen op tafel. Twee studentjes kijken naar de blanco achterkantjes. Vorige week heb ik dit spelletje geïntroduceerd. De verliezer had het toen wat zwaar. Zij moest huilen om haar aantal kaartjes. Ik begrijp best dat verliezen lastig is, wanneer je 5 bent. Ik besteedde er aandacht aan. Zij begreep mijn verhaal over winnen en verliezen en de tranen droogden snel op. In feite had zij niet verloren. Ik had de minste setjes. Dat had enkel niet haar interesse. De focus lag op haar kaartjes en die van haar klasgenootje.
Omgaan met verlies/tegenslag
Ik kies daarom bewust hetzelfde spelletje nogmaals. Het leren omgaan met verlies/tegenslag is heel nuttig. Het zal vaker gebeuren in het leven. De meisjes kijken mij wat verschrikt aan. “No”, zeggen zij direct, terwijl zij met hun handen van links naar rechts zwaaien. Ik stel hen op hun gemak en het spel kan beginnen. Vol enthousiasme draait het eerste meisje twee kaartjes om. Een arm en een been. Niet hetzelfde. Nu is het mijn beurt. Ik draai per toeval twee oren om. De schrik slaat onmiddellijk toe bij het tweede meisje. Nu moet zij. Zij kiest een kaartje. Het is een neus. Die hebben wij nog niet eerder gezien. Waar de tweede neus ligt weet niemand. Zij frunnikt aan haar jurkje. Zij wiebelt op haar stoeltje. Zij vervormt haar mondje en knijpt iets langer haar ogen dicht. Ik voel haar stress. Zij wil niet kiezen, maar kan het ook niet. Het hele lichaam lijkt te haperen. Het risico dat de kaartjes niet gelijk zijn, lijkt te veel voor haar. Ik help haar met dit moeilijke moment. Uiteindelijk draait zij een tweede kaartje om. Het is niet gelukt. Het is de tweede arm. Zij laat haar hoofd zakken en schudt deze zachtjes heen en weer. Het klasgenootje reageert door verschrikt haar handen voor haar mond te doen en schudt ook haar hoofd. Zij heeft gefaald!
Angst om te falen
Na mijn laatste klasje geef ik mezelf de tijd om de hele situatie te analyseren. Wat gebeurde er? Wat is mijn rol in hun reactie? Heb ik hun gedrag correct geïnterpreteerd? Ik doe de handelingen, die ik heb gezien na, om te checken wat die bewegingen voor mij betekenen. Ik kom tot dezelfde conclusie. Schaamte en angst om te falen.
Ik zie dit gedrag (meestal gelukkig in mindere mate) vaker. Kinderen die zwijgen om niet de mist in te gaan. Kinderen die hun geschreven woorden direct afdekken en deze onzeker, lachend aan mij tonen. Er zitten waarschijnlijk fouten in, lijkt hun houding te zeggen. Wanneer ik hun complimenteer, kijken zij mij verwonderd aan. Is het goed? Kinderen die standaard wegkijken wanneer het hun beurt is. Een kind van 8 dat begint te huilen als ik zeg dat ik dol ben op fouten. Zij geeft aan dat ik dat niet mag zeggen. Vader en moeder worden dan boos.
Leren van fouten maken
Ik merk dat ik boos ben. Hoe kun je kinderen straffen voor hun fouten? Hoe leren zij van hun fouten, wanneer de poging tot iets al niet eens gedaan mag worden? Je kunt niet alles in een keer goed doen? Dat weet toch iedereen! Het wiel en het vuur, zijn ook niet in een keer uitgevonden. Per toeval of na vele malen prutsen, kwam het tot iets. Binnen een veilige omgeving mogen falen, proberen, ontdekken, aanmodderen, klungelen, mislukken, afgaan, floppen is waardevol. En dit alles onbelemmerd en onbeschaamd mogen herhalen tot je het eigen hebt gemaakt, zorgt voor zelfvertrouwen. Het leidt tot krachtige kinderen die zelfverzekerd keuzes kunnen maken en durven te falen, omdat zij weten dat het kan leiden tot nieuwe inzichten.
Resultaat boven proces
Het mogen falen wordt steeds vaker van kinderen afgepakt. En niet alleen in de prestatiecultuur van China, waar bovenstaande speelde. (Ik was 2 jaar leraar Engels in China.) Ook in Nederland is presteren een prioriteit geworden. Scoren, winnen en succesvol zijn de woorden van vandaag. Kinderen zijn projecten, die moeten slagen. Ouders besteden enorm veel tijd en geld in hun kroost om het te bewerkstelligen. Jonge kinderen die overprikkeld worden onder de noemer ‘stimuleren van de ontwikkeling’. Kinderen die op 100 clubjes zitten om hun talenten te ontdekken. Kinderen die medicijnen krijgen, zodat zij zich beter kunnen focussen. Kinderen worden opgezadeld met de angsten van de ouder, van de maatschappij. Wij zijn de makers van deze projecten. En een slechtwerkend projectteam, krijgt minder waardering en een vette onvoldoende. Resultaat boven proces.
Volwassenen ervaren de huidige rat-race-maatschappij als onprettig. Maar in plaats van het te stoppen of te verminderen, duwen wij de kinderen de tredmolen in met de goedbedoelde gedachte dat wij hen weerbaar maken. Dat zal alleen niet het gevolg zijn. Het gevolg is naar mijn mening stress, ervaren van druk en het creëren van angsten, dat leidt tot passiviteit. Een ballon met te veel lucht, knapt, raakt beschadigt en blijft op de rond liggen. Er zal weinig ruimte meer zijn voor eigenheid, authenticiteit, creativiteit, vrij mogen denken, plezier ervaren in het dagelijks leven. Stop met het invullen van het leven van een kind, begeleidt het naar de volwassenheid met aanvullingen, leermomenten, maar vooral zin in het leven met z’n uitdagingen die om creatief denkvermogen vragen.