In 2017 lanceerde VeiligheidNL, het expertisecentrum voor veilig opgroeien, de campagne ‘Met een beetje risico komen ze er wel.’ Volgens VeiligheidNL worden onze kinderen tijdens het spelen te veel beschermd tegen risico’s. De boodschap luidt dan ook: laat kinderen vanaf vijf jaar meer risicovol spelen. Dit is namelijk belangrijk, omdat je zo als kind en mens risico’s leert inschatten, het je zelfredzaam vergroot en je op deze manier aan je zelfvertrouwen bouwt.

De term risicovol spelen is bedacht in Noorwegen, door pedagoog Sandseter. Als je je kind te veel beschermt tijdens het spelen, heeft dat een nadelig effect op een kind. VeiligheidNL zegt daarover: “Vroeger was het vrij gewoon dat kinderen in bomen klommen, op geheime plekken speelden of hutten bouwden in de bosjes. Tegenwoordig zijn de mogelijkheden daarvoor voor kinderen veel beperkter, niet in de laatste plaats omdat we kinderen willen beschermen tegen risico’s.” Mij is deze campagne uit het hart gegrepen! Ik roep al jaren dat je de wereld van kinderen niet met rubber tegels moet plaveien.

Risicovol of gevaarlijk

Voor de goede orde, ik pleit niet voor gevaarlijk spelen. Bij gevaarlijk spelen bestaat er een rechtstreekse dreiging en is het kind de controle kwijt. Bij risicovol spelen kun je als kind het spel beïnvloeden en keuzes maken.

Bij risicovol spelen ondernemen kinderen spannende, uitdagende en avontuurlijke activiteiten, waarbij er een kans bestaat op een (kleine) verwonding. Bij het glijden van een (natuurlijke) glijbaan bijvoorbeeld, kun je nog sneller gaan als je op een jute zak gaat zitten of wanneer je op je buik naar beneden gaat. Hierbij experimenteer je met snelheid. Gevaar is wanneer je van een hoogte ongecontroleerd naar beneden glijdt en je geen controle hebt over de snelheid of hoogte.

Ook is er een verschil tussen gevaar en risico bij verschillende leeftijdsgroepen. Lucifers zijn voor kinderen van 4 een gevaar en voor kinderen van 9 vormen ze een risico.

Tussen kinderen onderling bestaat er ook een verschil tussen gevaarlijk en risicovol spelen. Wat voor het ene kind een gevaar is, vormt voor het andere kind een risico. Zelf weet ik dat ik als schoolgaand kind letterlijk klamme handen kreeg bij de gymoefening ‘over het hoge klimrek gaan’. Liever had ik die oefening niet gedaan, de ringen vond ik veel leuker. Wat ik hiermee wil zeggen is dat kinderen vaak zelf aanvoelen wat ze wel en niet leuk vinden en wat ze dus aankunnen.

Vrij spelen is randvoorwaarde voor risicovol spelen

In mijn ogen zijn ‘risicovol spelen’ en ‘vrij spelen’ nauw met elkaar verbonden. Vrij spel gaat helemaal van kinderen zelf uit, het is spontaan spelen zonder de bemoeienis van volwassenen. Psychologe Louise Berkhout promoveerde in 2012 aan de Universiteit van Groningen op onderzoek naar vrij spel. “Ouders kunnen het niet laten om zich met het spel van hun kind te bemoeien”, zegt ze. Ze zien spel als iets waar kinderen van moeten leren: ‘Hoeveel blokken heb je gestapeld?’ Of ze denken dat ze hun kind moeten vermaken. Ik herken mij hier als ouder ook wel in: ik verbond spelen aan opvoedkundige taken, terwijl spelen in zichzelf al leren is voor het kind.

Ieder kind zou minstens 2 tot 3 uur per dag vrij moeten spelen, bepleit Berkhout. Binnen, maar ook buiten. “Laat ze zelf hun weg vinden. Wie durft in die boom te klimmen? En, als hulp dan toch nodig is, welk kind kan daarbij helpen? Van die ervaringen leren ze meer dan door alles voor te kauwen. Minder controledrang van ouders maakt buitenspelen ook een stuk aantrekkelijker”, denkt ze. Berkhout: “Avonturen beleven maakt kinderen blij.” Vrij spelen, binnen en buiten, is daarmee een randvoorwaarde voor risicovol spelen.

In onze samenleving en zeker in de kinderopvang hebben we, ook vanuit alle wetten en regels van bijvoorbeeld de GGD, de neiging om risico’s vooral als negatief te beschouwen die we zo veel mogelijk willen vermijden. De kunst is om een goede balans tussen aan de ene kant de uitdaging die nodig is voor de ontwikkeling van de kinderen en anderzijds de bescherming van kinderen tegen gevaarlijke situaties.

Vragen en dillema’s voor de kinderopvang

Hoe doe je dat in de kinderopvang? Hoe bescherm je als pedagogisch medewerker het kind tegen gevaren, zonder (alle) risico’s weg te nemen? Voorwaarde is dat de pedagogisch medewerker de kinderen moet kennen en dat zij kennis hebben van welke vaardigheden kinderen op een bepaalde leeftijd hebben. Met andere woorden: je moet als pedagogisch medewerker de risico’s kunnen inschatten van de groep en van het kind afzonderlijk.

Ook de omgeving van de kinderopvang speelt een rol. In hoeverre is de buitenruimte geschikt voor risicovol spelen? Is het beleid afgestemd op risicovol spelen? Wat vinden pedagogisch medewerkers van risicovol spelen en hebben ze genoeg kennis in huis? Hoe communiceer je naar de GGD? En last but not least: wat vinden de ouders ervan? Vragen waar je mee te maken krijgt wanneer je risicovol spelen opneemt in je pedagogisch beleid.

Veiligheid.NL onderscheid 6 soorten van risicovol spelen:

  • Spelen met gevaarlijke voorwerpen
  • Spelen met snelheid
  • Spelen op hoogte
  • Spelen uit zicht
  • Trek en duwspelen (stoeien)
  • Spelen op gevaarlijke plekken

Wanneer moet je actie ondernemen?

Een goede manier om risicovol spelen praktisch in te vullen, is met de interventieladder van Lindon. De kunst is het kind vrij te laten in zijn of haar spel en in te grijpen bij een onaanvaardbaar risico. Hierbij pas je risicomanagement toe.

Vragen die je hierbij stelt zijn:

  • Wanneer moet je actie ondernemen?
  • Is er wel een goed reden voor ingrijpen, doen we dat niet uit gewoonte?
  • Op wat voor soort manier moet ik ingrijpen?

De interventieladder bestaat uit de volgende mate van ingrijpen van niets doen tot ingrijpen:

1. Kinderen kunnen het alleen.
2. Laat het de kinderen eerst uitzoeken / handen over elkaar.
3. Let bewust op / houd een oogje in het zeil.
4. Laat kinderen het zelf bedenken.
5. Laat kinderen de keus.
6. Stimuleer kinderen.
7. Opper iets.
8. Geef uitleg.
9. Help de kinderen.
10. Doe het voor.
11. Bemoei je ermee / doe het voor de kinderen.
12. Stuur de activiteit.
13. Grijp in.

Ik wens iedereen veel succes – en vooral veel plezier – bij het denken over en invoeren van van risicovol en vrij spelen.

Gerelateerde berichten