Jaren geleden werkte ik als invalkracht bij een kindercentrum. Ik was met een aantal kinderen buiten aan het spelen. Drie meisjes speelden zoet in de zandbak en ik werd overladen met zandtaartjes van chocolade. Twee jongens waren op avontuur geweest en hadden stokken gevonden. De stokken kregen steeds een andere functie. Het leken vlaggenstokken. Ineens ging er een deur open.
Een collega stormde naar buiten en pakte de stokken af. Boos liep zij mijn kant op. Had ik niet gezien dat zij met de stokken zwaaiden? Dat is gevaarlijk, was haar oordeel. Ik was net zo verbaasd als de twee jongens. De jongens waren er inderdaad mee aan het zwaaien, maar met zo’n afstand tussen hen in dat zij elkaar niet zouden raken. Ook was het niet agressief of op elkaar gericht. In mijn optiek was het dan ook verre van gevaarlijk. Ik vertelde mijn collega wat ik zag en vroeg haar de stokken terug te geven. Na wat woorden over en weer deed zij dit. Mijn collega ging naar binnen en het duurde even voor de jongens weer in hun spel zaten.
Kliederwerkjes aan de waslijn
Een gelijksoortige situatie deed zich een paar weken later voor. Ik was aan het verven met peuters. Wat ga je maken, vroeg mijn collega geïnteresseerd. Ik ga niets maken, de kinderen doen het werk. Wat had je in gedachte, verhelderde zij haar vraag. Niets! Ik heb hen verf en papier gegeven. Het is aan hun wat het gaat worden. Ik zit er enkel bij. Mijn collega had daar niet zo’n vertrouwen in. Ik heb geen zin in bruine kliederwerkjes aan de waslijn. Ik vroeg haar naar haar bezwaar. Dat vind ik niet zo mooi, was haar antwoord. Ik vertelde haar dat het misschien niet mooi was, maar wel leerzaam.
Op dat moment illustreerde een meisje mijn verhaal. “Kijk, kijk”, riep zij opgewonden. “Ik heb paars gemaakt!” Haar ogen glunderende en ook de andere peuters keken op. Iedereen was verwonderd door de magie op haar papier. Ik vroeg haar wat zij had gedaan om paars te maken. Dat kon zij mij niet vertellen.
Soms heb je het grijze gebied nodig om te kunnen groeien
Gelukkig kende ik de truc. De kinderen mochten rode en blauwe verf op hun papier druppelen. Ineens had iedereen paars. Nieuw papier werd gevraagd of de oude omgedraaid. Dit moesten zij nog eens herhalen. Telkens keken zij verwonderd op. Het was hen weer gelukt.
Op dit soort momenten begrijp ik mijn collega’s niet zo goed. Waarom voelen volwassenen de drang om – bewust of onbewust – kinderen te belemmeren in hun bezigheid door hun ideeën of denkbeelden op te leggen? Waarom vertrouwen wij kinderen niet meer en laten wij hen waar mogelijk zelf keuzes maken? Geef kinderen de mogelijkheid om zelf te mogen ontdekken. De bedoeling is goed, maar het helpt kinderen niet altijd in het opdoen van nieuwe ervaringen. Soms heb je het grijze gebied nodig om te kunnen groeien. Al experimenterend en ontdekkend leren kinderen.