‘Het zit echt in de familie’, zegt de moeder van de driejarige die bij mij op de kinderstoel zit. Zijn broer had logopedie en zijn vader en oom ook. Hij begrijpt veel maar reageren met woorden, dat gaat nog niet. Soms hoor ik ‘oké’ maar verder maakt hij alleen geluidjes en brabbels. Aan mij de taak taal uit te lokken en moeder te laten zien hoe ze dat ook thuis kan doen. We beginnen bij het begin. Spelen met de boerderijdieren en blokkentorens bouwen. Om de beurt zetten we een blokje neer: ‘die’, ‘die’. We bouwen net zo lang totdat de toren omkukelt: ‘boem’. Heel af en toe hoor ik een dappere, zachte imitatie-poging van de woorden die ik aanbied.
Naar de kinderopvang: taal komt op gang
Sinds een aantal weken gaat hij naar de kinderopvang. En ja, alle begin is moeilijk, ook dit begin. Want het is best ingewikkeld om, als je niet kunt praten, deel te nemen aan een groep. Toch maar doorbijten en in de tweede week gaat het al veel beter. We merken dat heel langzaam taal wordt aangemaakt, steeds vaker komt er taal uit z’n mond. Hij zingt mee met liedjes en imiteert voorzichtig woorden die hij om zich heen hoort.
De kinderopvang speelt een grote rol bij het stimuleren van de taalontwikkeling van kinderen, dat blijkt wel. Door de activiteiten en taal van de medewerkers leren kinderen nieuwe woorden, zinnen en betekenissen. Bovendien krijgen woorden waarde. Je hebt ze namelijk nodig, om te laten horen wat je wilt, om vrienden te maken, om te spelen en om nieuwe dingen te leren.
Hij leeft!
Vol energie komt deze jongen nu na de opvang naar huis. Zijn moeder zegt: ‘Hij leeft!’. Een mooie omschrijving. De kinderopvang kan een waardevolle taalbasis vormen waarop ik verder kan bouwen. Dank daarvoor!