Uitspraakfoutjes bij jonge kinderen zijn vaak grappig en schattig. Een woord klopt net niet helemaal maar je kunt gemakkelijk raden wat het kind bedoelt. Bijvoorbeeld ‘laam’ in plaats van ‘raam’ of ‘soen’ in plaats van ‘schoen’, ook een veelvoorkomende. Aan het begin van de spraakontwikkeling is het weglaten of vervangen van letters en lettergrepen heel normaal. Lastiger wordt het als een kind door het consequent ‘deleten’ van klanken niet verstaanbaar is.
Best heel ingewikkeld voor pedagogisch medewerkers, leerkrachten en de andere kinderen in de groep. Eenmaal bij de logopedie fungeren ouders als meestervertalers en geven de brabbels ontcijferd aan mij terug. ‘Nee, hij bedoelt z’n broer Guus, niet nu’. Oké. Gek genoeg geeft me dat soms een klunzig gevoel. Ik ben een buitenstaander bij het minidialect van ouder en kind. Maar ook ik wen aan de foutjes, aan ‘de auto is papot’ en aan dat een ‘tikker’ geen sticker maar een kikker is. Gevaarlijk, want kun je de spraak dan nog wel beoordelen? Gelukkig zijn er betrouwbare testen die de spraakontwikkeling van het kind gedetailleerd in kaart brengen.
Met vier jaar verstaanbaar
In principe hanteer ik de volgende norm: het kind moet met vier jaar verstaanbaar zijn. Voor de juf, de pedagogisch medewerkers, vriendjes, voor iedereen. Deze richtlijn geeft mij een mooi doel wanneer ergens in het derde jaar met logopedie wordt gestart. Een duidelijke deadline; bijna alle klanken en klankcombinaties moeten met vier jaar verworven zijn. Uitzondering vormt de eigenwijze ‘r’ die er uiterlijk met het zesde jaar moet zijn.
Spelenderwijs maak ik het kind bewust
Een belangrijk onderdeel van de therapie is het kind bewust maken van zijn of haar spraakfouten. Wanneer een kind de nieuwe, correcte klank kan herkennen, geef ik het feedback. ‘Huh?! Wat zeg je nou? Bamom?? Wat is nou weer een bamom? Ik snap ik er helemaal niks meer van hoor. Oh, je bedoelt een ballon!’ En misschien zou je het niet verwachten, maar de meeste kinderen vinden dit hilarisch. Eerst is er een gniffel (‘wat zegt ze?!’), een mondhoek trekt omhoog en vervolgens beginnen ze te schateren. M’n goeie ouwe grap (met act) staat telkens weer garant voor een dankbaar publiek. Spelenderwijs maak ik het kind bewust, corrigeer ik heel subtiel. En op een enkele twijfelaar na valt het kwartje dan en wordt voorzichtig geprobeerd de nieuwe klank te vormen.