‘Wat zeg je?’ Het kereltje naast me vertelt breeduit maar ik kan hem niet goed volgen. Soms herken ik een woord: ‘dino’ en ‘lange nek’, maar door de warrige zinnen zonder punten kom ik er niet uit. Hij vertelt graag over z’n belevenissen maar vaak in lange woordslingers en niet altijd kloppend qua volgorde. Hij begint nog een keer maar na afloop zeg ik ‘sorry vent, ik snap het niet zo goed’. Vaak ben ik daar gewoon eerlijk over. ‘Duh!’’, reageert hij, ik praat ook Pools!’. Ik vind z’n reactie geweldig. Mij buitenspel zetten met iets wat ik niet kan.
Als logopedist zie ik regelmatig kinderen die twee of meer talen gebruiken. Kinderen die al jong verschillende talen begrijpen of spreken. Meestal spreken ze thuis een andere taal en op school, bij de kinderopvang en met vriendjes Nederlands. Soms is het even verwarrend merk ik, vooral voor jonge kinderen. Dan reageren ze bij mij in de behandelkamer in bijvoorbeeld het Turks of Pools (al gebeurt dat eerlijk gezegd niet vaak want de meeste kinderen vinden het spreken van de andere taal in mijn bijzijn een beetje gênant).
Tips voor ouders
Ouders zijn vaak benieuwd naar hoe ze in het dagelijkse leven met de verschillende talen om moeten gaan. Wanneer gebruik ik nou welke taal? Vaak geef ik ouders het advies om in specifieke situaties één van de ‘thuis-talen’ te gebruiken. Consequentie dus, zodat kinderen precies weten wanneer ze aan welke taal toe zijn. Voorbeeld: aan tafel spreken we Turks en tijdens het boodschappen doen Nederlands. Of tijdens het aankleden Arabisch en op weg naar school Nederlands. Met pappa Nederlands en met mamma Pools. Want dat kan natuurlijk ook, een taal per ouder. Zo krijgen de talen op een gebalanceerde manier aandacht en dat is weer goed voor een flexibel brein!