In het boekje ‘Met je billen in het zand’ beschrijft onderzoeker Elise Peters hoe zij kinderen in de buitenruimte van een kinderdagverblijf observeerde. Zij ontdekte dat elke speelplek zijn eigen vragen stelt. Vooral een natuurlijke omgeving stelt volop vragen aan kinderen. Dit komt door een aantal kenmerken:
Natuur is elke dag anders
Op een zonnige dag is het zand anders dan als het heeft geregend. Als je je vinger voor een mier houdt, kruipt hij soms op je hand en soms ook niet. In de winter is het gras kaal en in de lente groeien er plots bloemetjes in. Er zijn steeds nieuwe ontdekkingen te doen. Als het stormt, spelen kinderen anders dan in de zomerse hitte.
Natuurlijke materialen hebben geen vaste spelbedoeling
Natuurlijke materialen hebben geen vaste bedoeling. Neem bijvoorbeeld een stok. Je kunt ermee tekenen in het zand. Je kunt ermee vechten. Of de stok gebruiken als deegroller als je zandkoekjes bakt. Materiaal zonder bedoeling vraagt aan het kind om er een bedoeling aan te geven. Zo wordt een kind uitgedaagd om met zijn fantasie aan de slag te gaan.
Natuur is een levende omgeving
Een ander uniek kenmerk de natuur is dat die leeft. Een lieveheersbeestje loopt zelf je vinger op. Maar alleen als je je vinger voor hem houdt en dan je hand goed stilhoudt. Het beestje kan zelf de interactie starten door zomaar op je hand te vliegen. Het kan echt op het kind reageren door over te lopen van de ene op de andere hand of juist heel stil te blijven zitten. Maar het kan ook een einde maken aan het spel door weg te vliegen. Dat maakt levende natuur heel anders dan speelgoed. Spelen met de levende omgeving is uniek, omdat spelinitiatieven niet alleen vanuit het kind komen, maar ook komen van -in dit geval- het lieveheersbeestje. De levende omgeving geeft zelf impulsen tot spel.
Natuur geeft meer mogelijkheden tot gewenst gedrag
Binnen mag er veel meer dan buiten. Binnen mogen kinderen niet roepen, niet overal op klimmen, niks kapot maken. Buiten mag dat vaak wel. Bovenop een steen klimmen en ervan af springen, dat mag. Met veel herrie een sirene nadoen, dat mag. De schors van een boom pulken, de stukjes helemaal vermolmen tot gruis en dat gruis over de grond uitstrooien, mag ook.
Dat er zoveel mag, maakt dat kinderen emotioneel vrijer zijn. Dit gevoel van vrijheid wordt versterkt door het spel met natuurlijke materialen, zoals zand, water, stenen, boomstronken en takken. Dit kan namelijk niet kapot. Je kunt een stok breken, maar daarmee is het niet kapot. Je hebt gewoon twee kleine stokjes over. Je kunt al het zand in het water gooien. Het maakt het zand niet kapot. Het water trouwens ook niet. Alleen het zand en het water zijn samen modder geworden. Dit gegeven geeft kinderen vrijheid in hun spel omdat ze weten dat wat ze doen geen kwalijke gevolgen heeft. Het geeft kinderen zekerheid; ze weten dat er niks ‘mis’ kan gaan.
Natuur een plek geven in de spelomgeving
De opsomming hierboven is nog lang niet compleet. Natuurlijke materialen lijken niet op te raken, natuurrijke omgevingen nodigen uit tot fysieke betrokkenheid in je spel, de natuur brengt échte risico’s met zich mee, zoals vallen, vies worden, moe worden, kwijtraken, wat het spel echt maakt. Kortom, wat Elise Peters in haar boekje wil zeggen is: “De natuur als spelomgeving is van waarde voor kinderen. De mooie uitdaging aan ons is om het spelen in en met natuur een plek te geven in het leven van kinderen.”
Het boek Met je billen in het zand werd in 2016 uitgegeven, maar is nog superactueel. Je kunt het gratis downloaden. Het leest lekker weg en de praktijkvoorbeelden worden met foto’s geïllustreerd. Dus ondanks dat het al 5 jaar oud is, raad ik je aan het te downloaden, te lezen en met je team te bespreken.
Lees ook mijn blog Met je billen in het zand.
Download het boek: Met je billen in het zand (pdf)
Ontdek meer op Lectoraat Natuur & Ontwikkeling Kind