Als de kinderen ’s morgens in de groep arriveren, krijgen ze allemaal een nummer opgeplakt. ‘Wat is dat?’ vragen ze nieuwsgierig. ‘Zo heten jullie voortaan,’ leg ik uit. De kinderen reageren lacherig. Ze zijn wel in voor een experiment. Ze noemen braaf iedereen bij hun nummer. Ook mij. Ik ben nummer 21. Het levert maffe gesprekken op en steeds schiet er wel iemand in de lach. Maar na een tijdje went het en gaat iedereen zijn gewone ding doen. Sommige kinderen spelen buiten, sommige hangen op de bank. Nog weer wat later hoor ik hier en daar wat gemopper over de nummers. Ze vinden het toch niet zo grappig meer. Tijd om de kinderen bij elkaar te roepen.

Hoe vonden jullie het?

‘Stom!’
‘Eerst vond ik het wel grappig maar ik mis mijn naam.’

Hoezo?

‘Nou ik ben bijna 11 jaar gewend aan mijn eigen naam en daar is dan een cijfer van gemaakt. Ik reageerde wel steeds meteen op 17 maar ik deed echt heel erg mijn best om dat te onthouden.’
Nummer 21: ‘Ja, dat was wennen, maar voelde je je ook anders daardoor? Heb je het gevoel dat je niet meer jezelf was?’
‘Nee, dat niet.’
‘Ik vond eigenlijk dat je werd buitengesloten omdat niemand de moeite wou doen om je hele naam te zeggen.’

Hm, dus je miste een stukje erkenning of zo? En nummer 7?
‘Je werd er een beetje een ding van en dat is niet leuk omdat elk kind een naam moet hebben en geen cijfer. En het is ook gewoon niet echt leuk om een nummer te hebben want dat is gewoon saai omdat je dan 7 hoort en dat is zo… alsof je een rekenmachinetoets bent.’
‘Ach, je ouders geven je een naam als ze nog niet weten hoe je bent. Sommige mensen heten aalbes terwijl ze spierwit zijn.’
‘Er zijn witte aalbessen! Er zijn spierwitte aalbessen die je kan eten.’
‘Wie noemt zijn kind nou aalbes?’
‘Ja, als voorbeeld is dit.’
‘Het was net of ik geen identiteit meer had’, zegt een van de oudste jongens.

Hoort je naam dan bij je identiteit?
‘Denk het wel.’

Kun je dat uitleggen?
‘Nou, bijvoorbeeld er zijn mensen die zijn christelijk en sommige namen hebben een christelijke betekenis, zoals Nina, Nina is echt een christelijke naam.’
‘Hoeft niet! Ik heb een vriendin en die heet Nina en die is niet christelijk.’
‘Mijn naam betekent “God is goed”.’
‘Nou, toen ik dat cijfer had, had ik toch een gevoel van dit is míjn cijfer.’
‘Maar je had ook zelf nog iets met je cijfer gedaan, want eigenlijk was hij bedoeld als 18 en jij had hem andersom geplakt,’ merkt een meisje naast haar op.

Dat is waar, misschien voelde je daardoor toch meer verbinding met je nummer.
‘Misschien.’
‘Nou, ik vond het niet leuk. Het is ook tegen de kinderrechten,’ weet een jongen en hij legt uit wat dat zijn.

Het gesprek ging zo nog even door. Het is een mooi voorbeeld van hoe je op een heel speelse manier filosofische gesprekken kunt aanknopen met kinderen. Zo wordt het geen les zoals die voor je gevoel misschien op school thuishoort maar een interessant experiment waar je samen over na kunt denken.

Het is heel leuk om zo met kinderen in gesprek te gaan. Probeer daarom eens een tijdje alert te zijn op situaties of bezigheden waarop je kunt inhaken met een filosofisch gesprek.

Lees hiervoor bijvoorbeeld Spontane gesprekken: filosoferen op de rand van de zandbak.
Of speel het spel Denkdobbelen voor gekke  filosofische gesprekken op de bso.

Dit kaartje komt uit de Praatprikkels, 50 filosofische vragen voor kinderen

Gerelateerde berichten