Als logopedist verbeter je de uitspraak van kinderen maar ook de taal als dat nodig is. Je oefent met zinnen bouwen en probeert de woordenschat te vergroten. Dat laatste vind ik het lastigste, ongrijpbaar. Want waar begin je? En wat werkt? Hoe geef je een jong kind nieuwe woorden mee? Misschien wil je zelf aan de woordenschat van de kinderen in je groep werken. Hierbij daarom wat effectieve tips en trucs.

Een gestructureerde aanpak is belangrijk. Wanneer je van tevoren bedenkt welke woorden je wilt aanleren, heb je een leidraad en hoef je niet af te dwalen. Bedenk scenario’s of rollenspellen, zoals samen thee inschenken, boodschappen doen, pannenkoeken bakken of dieren voeren. Kies vijf tot tien woorden die bij het thema horen en die je tijdens het rollenspel kunt aanbieden.

Sluit aan bij de context van een kind

Kinderen rond drie jaar bied je vier a vijf woorden aan, kinderen vanaf vijf jaar per keer zo’n tien woorden. Bied de woorden rustig en met nadruk aan. Gebruik ondersteunende gebaren (inschenken, aaien, snuffelen en ga zo maar door) en concreet materiaal zodat de kinderen kunnen zien, ervaren, voelen, proeven en ruiken. Pas dan blijven de nieuwe woorden echt hangen. Sluit met je thema’s aan bij de context van het kind, zoals de komst van een broertje of zus of de seizoenen.

Woordparachute

Maak de woorden visueel met een woordparachute. In een woordparachute kies je een centraal woord waaraan je verwante woorden hangt. Zo kun je onder het centrale woord ‘voertuig’ plaatjes van de begrippen auto, trein, bus, fiets en vliegtuig hangen.

Globaal kan je woordenschatplan er zo uitzien:

  • de kinderen motiveren en de aandacht trekken;
  • dan de betekenis van de nieuwe woorden uitleggen;
  • de nieuwe woorden daarna tenminste zeven keer herhalen;
  • tijdens volgende activiteiten controleren of de woorden zijn blijven hangen.

Probeer het maar eens, ik ben benieuwd naar je ervaringen.

Gerelateerde berichten